Mijn proeflessen bij het popkoor zitten er bijna op. Hoe leuk het ook is, ik weet nog niet of ik lid zal worden. Ik ontdek zoveel andere aantrekkelijke activiteiten: buikdansen GOLD (=voor oudere vrouwen), bloggen, maatje van iemand die eenzaam is, lid worden van de filmclub of zal ik toch een cursus Spaans doen (mijn kinderen wonen in Barcelona).
Wat het zangkoor me heeft opgeleverd, is dat ik vrijer durf te zingen. Niet zachtjes in mijzelf, omdat ik me schaam voor mijn klungelige zangkwaliteiten, maar gewoon keihard, omdat ik het een mooi liedje vind of omdat ik me laat meeslepen door een aanstekelijke melodie.
Midden jaren 70 zwijmelde ik weg bij Franse muziek: Julien Clerc, Francoise Hardy, Georges Moustaki. Heerlijke nostalgische Franse meezingers om mee te galmen; bij het zangkoor geleerd dus.
Ik woon op een brink met veel Turkse en Marokkaanse buren en studenten. Heel gezellig. Soms moeten de kinderen van hun moeder, het onkruid van mijn stoepje verwijderen: heel blij mee. En soms helpen de studenten mijn (niet eens zo zware) boodschappentas dragen. Niet dat er veel contact is, enkel een kort praatje wanneer we de afvalcontainer wegbrengen; maar de sfeer in de buurt is goed.
Mijn keuken kijkt uit op die brink en heeft grote ramen. In de zomer zet ik ze wijd open.
De keukentafel staat voor het raam, ik heb dus perfect zicht op het brinkgebeuren. Ik zit graag aan die keukentafel. Niets relaxter dan daar de krant te lezen met een koffietje en koekje en voor me, mijn IPod met lievelingsmuziek; afhankelijk van mijn stemming, klassiek, Americana, blues of Franse oldies.
Gisteren luisterde ik naar ‘Funiculi funicula’ we kennen het allemaal van Luciano Pavarotti. Op het fornuis stond een soepje te pruttelen, op de laptop was ik mijn vakantiebestemming aan het checken, uit de IPod klonk ‘Funiculi…’ een beroemde klassieker in Napolitaans dialect.
De tekst heeft niet veel om het lijf maar de woorden klinken rauw en gepassioneerd. Ik herinner me de feesten met mijn Italiaanse schoonfamilie: veel eten, veel drinken, veel muziek en ‘Funiculi…’ stond veelvuldig op het programma: nichten, tantes, moeders en oma’s aan de ene kant van de tafel en daar tegenover neven, ooms, vaders en opa’s: wie had de mooiste stem, wie kon het hardst zingen, wie zong 2e of 3e stem?
Ik vergat het wijd open raam, vergat de buren op de brink, de kinderen die mijn stoepje veegden, de buurmannen die hun auto wasten en mijn soepje op het fornuis. Ik galmde keihard mee, dramatisch en geheel fonetisch met mijn niet zuivere alt, slordig wisselend van 1e naar 2e stem (ik zei al dat ik niet goed kan zingen).
Dan, dringt zich langzaam een aangebrande linzen met uien lucht op. Ik stuif naar het fornuis om mijn soepje te redden, maar zing nog steeds hartstochtelijk door als de vrouwelijke Luciano (ik zat helemaal in het moment).
De muziek ebt langzaam weg, mijn stem nog niet (mijn zanglerares zegt immers altijd ‘houd die laatste toon vast’). Dan hoor ik gefluit van buiten. Ik haast me naar het raam en zie mijn buren lachen en hun duimen omhoog steken.
Als ik me veel later op de dag naar buiten waag, hoor ik de buurman ‘Funiculi funicula’ fluiten. Toch leuk dat deze vrolijke buurvrouw, iemand op klassieke muziek ideeën brengt. Wat zal ik morgen eens zingen…..