Mijn telefoon piept. Een appje van vrienden: ‘Help, onze oppas houdt er door omstandigheden met onmiddellijke ingang mee op. Zouden jullie maandag, dinsdag en donderdag op Sam kunnen passen?’
Een blik in de agenda laat zien dat maandag en dinsdag zou kunnen, voor donderdag moeten ze dan een andere oplossing zoeken. ‘We zijn al hartstikke blij dat de eerste twee dagen zijn opgelost,’ appt vriendin. ‘Dan kom ik zondag wel even met hem langs.’ Geen gek idee, want het is al een tijdje geleden dat Sam ons voor het laatst heeft gezien.
Sam heeft geen enkele last van verlegenheid
Die zondagmiddag staan vriendin en Sam op de stoep. Als ik de deur opendoe heeft Sam geen enkele last van verlegenheid. Alsof hij hier dagelijks over de vloer komt snelt hij langs mij heen en loopt gelijk naar de tuin. ‘Wel op de paadjes blijven, Sam!, roept mijn vrouw nog. Dat doet hij keurig.
‘Zullen we een stukje door het park wandelen?’, stelt vriendin voor. Dat is best een goed idee op zo’n mooie zomerdag. Nu loopt er door het park achter ons huis een beekje. Of nou ja, een beekje: een geul met zo’n dertig centimeter modderig water. Terwijl wij al keuvelend door het park slenteren ziet Sam de beek en hij heeft er veel interesse in. ‘Doe maar niet, vriendje!’, roep ik nog, maar het is al te laat. Sam stapt de beek in.
Kijk nou toch. Je zit onder de modder!
‘Och jongetje, kijk nou toch eens. Je zit onder de modder!’, zegt vriendin. Gelukkig is er verderop een landkaart van het prachtige Harderwijk in de zeventiende eeuw met spuitende fonteinen op de plek van de Zuiderzee, dus daar kunnen we Sam een beetje schoonspoelen. Maar helaas, net als Sam weer een beetje toonbaar is ziet hij een eindje verderop een stukje van het strandje, waar hij zo vaak met z’n vriendjes speelt. Daar wil hij natuurlijk naar toe. We kijken elkaar even aan. Sam is natuurlijk nat, maar ach, het is een mooie zonnige dag; helemaal niet koud. Sam boft: er zijn nog meer vriendjes aan het spelen.
Na een tijd vindt vriendin het wel genoeg. Het kost even moeite om Sam mee te krijgen. Uiteindelijk krijgen we hem te pakken. Hij kijkt nog een paar keer teleurgesteld achterom, maar loopt berustend met ons mee. Thuis vraagt vriendin om een emmertje schoon water. Tevreden slobbert hij die leeg, zucht tevreden en laat zich zakken op de grond. Hij gluurt naar de koekjes op tafel waarvan hij weet dat die niet voor hem zijn, kwispelt nog een keer, legt zijn kop op de grond en valt tevreden in slaap…