
Er was eens, in een ver en wonderlijk land, een koning die het goed voor elkaar had. Hij was zorgzaam voor zijn onderdanen, nam de tijd om wijze beslissingen te nemen en onderhield vriendelijke contacten met zijn buren.
Dat deed hij door ze regelmatig een briefje te sturen. Om ze uit te nodigen voor een staatsbezoek, maar ook om ze te feliciteren met hun verjaardag of om beterschap te wensen aan de zieke oud-koningin, bijvoorbeeld.
Hij stuurde die brieven per boodschapper, die dan op een paard uit de koninklijke stallen en voorzien met een goed gevulde mand vol proviand eropuit ging. Maar dat was natuurlijk niet altijd even praktisch, omdat onze koning een uitgestrekt rijk bezat.
De verjaardagswensen kwamen wel eens te laat aan, of de oud-koningin hupte inmiddels weer vrolijk in het rond. Daarom besloot de koning om een staatsbedrijf op te richten, dat door een dagelijkse stroom van boodschappers ervoor kon zorgen dat de boodschappen voortaan op tijd bezorgd werden.
Er kwamen verzamelpunten waar voortaan niet alleen de koning, maar ook al zijn onderdanen hun boodschappen konden brengen om te laten bezorgen. Ze betaalden daarvoor een kleine bijdrage. In ruil daarvoor werden de boodschappen voorzien van een koninklijk zegel, en de opbrengsten daarvan stroomden terug in de staatskas. Iedereen blij en tevreden.
Hij bedacht dat het leuk zou zijn als de geldstroom in zijn eigen portemonnee zou komen
Maar toen de koning abdiceerde en werd opgevolgd door zijn zoon, omringde die zich met aardige maar niet zulke intelligente vrienden als adviseurs. Eén van die vrienden zag hoeveel de zegelverkoop opleverde en bedacht dat het leuk zou zijn als die geldstroom niet in de schatkist, maar in zijn eigen portemonnee terecht zou komen. En omdat hij zulke goede vrienden met de jonge koning was, kreeg hij toestemming om de postbezorging te privatiseren.
In het begin ging het nog goed. Maar het ging mis toen hij begon te snijden in de kosten om nog meer geld over te houden. Boodschappers kregen geen volledige werkweek meer, maar werden alleen betaald voor de uren dat ze daadwerkelijk bezig waren. Waardoor boodschappers, die zes dagen in de week door weer en wind de boodschappen bezorgden, niet meer konden leven van het beetje geld dat ze nu nog kregen voor hun werk. Ze vertrokken.
De mensen in het land waren er wel een keertje klaar mee
Nu had de nieuwe directeur een probleem, want hij had de koning beloofd dat de post even vaak en even snel zou worden bezorgd als altijd het geval was geweest. Hij moest dus nieuwe mensen aantrekken en om die te kunnen betalen besloot hij om de zegels dan maar duurder te maken. Maar daardoor werden minder boodschappen gestuurd. Dus maakte hij de zegels nóg duurder. De mensen in het land waren daar wel een keertje klaar mee en bezorgden voortaan hun boodschappen zelf.
Geen mensen om boodschappen te bezorgen, en steeds minder boodschappen. De directeur ging met hangende pootjes naar de koning om te vragen om meer geld, maar dat kreeg hij niet. Integendeel: hij werd ontslagen en de bezorging van boodschappen kwam weer in handen van de koning.
Hij verlaagde de prijzen voor de zegels, waardoor mensen weer vaker boodschappen gingen sturen en in mum van tijd stroomde er weer geld in de schatkist. Het geld werd gebruikt in het voordeel van de onderdanen van het land, en ze leefden nog lang en gelukkig.