Ik wil zorgen dat mensen zich thuis kunnen voelen

Ik wil zorgen dat mensen zich thuis kunnen voelen

Zorgen voor anderen is een terugkerend thema in het leven van Diana Frugte. De 72-jarige werkte jarenlang in de zorg en zet haar zorgkwaliteiten nu in als vrijwilliger in het Ronald McDonald huis.

Drie van de vier kinderen van Diana Frugte (72) zijn de zorg in gegaan. Niet geheel toevallig, want zorgen voor anderen staat bij Diana hoog in het vaandel. Iets wat ze haar kinderen ook heeft willen meegeven tijdens hun opvoeding. “Ik heb altijd gezegd: “sta voor een ander klaar”, maar je weet nooit wat ze meenemen van dat wat je ze meegeeft. Als kind zeg je tenslotte altijd: “als ik later groot ben, dan doe ik het anders”.” Maar dat is lang niet altijd het geval, zo blijkt. Want ook Diana heeft haar zorgende karakter niet van een vreemde. “Ik heb het van mijn moeder.”

Volgens eigen zeggen woont Diana in een dode wijk van Amstelveen. Daarmee bedoelt ze dat er weinig verkeer door de smalle straatjes komt. Prettig voor kinderen die buiten willen spelen, maar voor Diana een reden om wat meer op haar buren te letten. Want doordat er zo weinig mensen door de wijk wandelen wordt het wellicht niet opgemerkt als er iets met iemand aan de hand is. “Ik ben niet alleen met mijzelf bezig, maar houd altijd mijn ogen open”, vertelt ze. “Als ik bijvoorbeeld een oud vrouwtje met een rollator bij de supermarkt zie met haar jas helemaal open, dan ga ik naar haar toe. Dan zeg ik: “zal ik uw jas even lekker dichtdoen?”. Doordat wij hier al 35 jaar wonen, ken je de oude mensen hier wel een beetje. Dus als ik iemand heel lang niet meer zie, dan zeg ik tegen mijn buurvrouw: “ik zie die mevrouw niet. Heb jij haar gezien?”. Als ze dan “nee” zegt, dan ga ik extra goed opletten. En als ik haar dan weer zie dan ga ik even een praatje maken en vraag ik haar: “was u ziek?”.”

Mijn kinderen zijn precies zo

“Ik heb het van mijn moeder”, vervolgt Diana. “Wij woonden vier hoog in Amsterdam. Als mijn moeder de buurvrouw twee dagen niet op de trap had gezien, dan ging ze even aankloppen. Dan vroeg ze: “buurvrouw is er iets aan de hand? Kan ik een boodschap doen?”. Dan kwam mijn moeder vervolgens naar mij en zei ze: “je moet even melk voor de buurvrouw halen, want de buurvrouw is ziek”. Dan deed je dat gewoon.”

Die visie heeft ze geprobeerd op haar vier eigen kinderen over te brengen. “Ik heb altijd gezegd: “Je bent niet alleen op de wereld, dus sta voor een ander klaar en probeer goed te doen. Je moet elkaar helpen als het kan”. Maar je weet nooit wat ze meenemen van dat wat je ze meegeeft”, vervolgt Diana. “Als kind zeg je tenslotte altijd: “als ik later groot ben, dan doe ik het anders”. Maar mijn kinderen zijn precies zoals mijn moeder en ik geworden. Van mijn dochter in Australië, hoor ik dan bijvoorbeeld, dat een mevrouw in het verpleegtehuis waar ze werkt een keertje extra naar de kapper wil. Dan zegt mijn dochter tegen die mevrouw: “ik kom u morgen halen en dan ga ik met u naar de kapper”. Of dat gaat ze mee om een keer schoenen te kopen. Allemaal in haar eigen tijd.”

Je bent gastvrouw van het huis

Drie van haar vier kinderen zijn werkzaam in de zorg, vertelt Diana. Iets wat ook als een rode draad door haar eigen (vrijwilligers)werk loopt. Zo heeft ze tot ongeveer haar veertigste als verzorgende in een ziekenhuis gewerkt, was ze daarna begeleidster op een bus met kinderen met een meervoudige handicap en ging ze vervolgens aan de slag in een klooster waar daklozen terechtkonden voor een maaltijd en alleenstaande moeders onderdak vonden. “Daarnaast heb ik een tijd een mevrouw van in de negentig iedere ochtend geholpen met aankleden. Dan maakte ik haar een beetje op en deed ik haar haren in een Grace Kelly rol, want dat was ze gewend. Dat heb ik gedaan tot haar dood.” Sinds ongeveer zeven jaar is Diana vrijwilliger in het Ronald McDonald huis bij het VUmc in Amsterdam. Dat is een huis weg van thuis voor ouders van wie het kind in het ziekenhuis ligt. Het Ronald McDonald huis staat dichtbij het ziekenhuis – de kinderen en ouders kunnen bijna naar elkaar zwaaien – zodat ouders zoveel mogelijk tijd bij hun kindje kunnen doorbrengen en dus geen tijd verliezen aan reistijd. Zodat een ziek kind en ouders elkaar geen minuut hoeven te missen. Iets waar jaarlijks ruim vijfduizend gezinnen in Nederland gebruik van maken.

“Ik ben via een moeder van de school van mijn kleinzoon bij het Ronald McDonald huis terechtgekomen”, begint Diana te vertellen. “Zij deed daar vrijwilligerswerk en vertelde mij daar weleens over. Dan vroeg ik: “wat doe je daar?”. Dan zei zij: “je bent gastvrouw van het huis”. Op dat moment werkte ik nog in het klooster, maar toen het klooster ophield, dacht ik: laat ik het vrijwilligerswerk bij het Ronald McDonald huis eens proberen. Het leek mij leuk om het huis een beetje gezellig en leuk te maken, ondanks dat de reden dat mensen daar zijn niet leuk is. Ik wilde ervoor zorgen dat mensen zich een beetje thuis kunnen voelen. Een klein beetje. Want ik denk dat mensen er wel behoefte aan hebben dat ze in een gezellig huis terechtkomen. Een plek waar het vrolijk is. Dat je dat als vrijwilligers met elkaar voor elkaar kan krijgen, sprak mij wel aan. Dat bevalt mij nog altijd prima.”

We zijn geen maatschappelijk werker

“Veel mensen denken dat als je gastvrouw bent, dat je keurig kan gaan zitten en praten. Maar dat is er niet bij. Als gastvrouw zorg je er ten eerste voor dat het Ronald McDonald huis schoon blijft. De gasten moeten zelf hun eigen kleding wassen en avondeten koken, maar wij wassen bijvoorbeeld het beddengoed en ruimen de afwasmachine uit. En als mensen weggaan, dan maak je hun kamer schoon voordat er nieuwe bewoners komen.” Naast dat Diana één ochtend in de week in het huis aanwezig is als gastvrouw, is ze sinds een jaar ook één keer in de vier maanden een week lang slaapwacht. “Je bent dan tussen half tien ’s avonds en kwart over negen ’s ochtends aanwezig voor als er iets in het huis gebeurt of met de bewoners is. Of als het ziekenhuis belt omdat er onverwachts nog mensen komen slapen. Maar dat gebeurt maar een enkele keer. Soms als je ’s avonds in het huis aankomt, zijn er jonge moeders die nog even met je komen praten als ze zien dat je in de tv-kamer zit. Dan willen ze even hun ei kwijt.”

“Maar we zijn geen maatschappelijk werker”, benadrukt Diana. “Je praat met de ouders en vraagt hoe het met het kind gaat, maar het is niet de bedoeling dat ik raad ga geven. Dat is niet waar we als vrijwilliger voor zijn. Daarbij merk je soms dat ouders niet willen praten over de reden waarom ze in het Ronald McDonald huis zijn, maar wel over iets anders. Maar het is niet alleen maar kommer en kwel”, benadrukt Diana meteen daarna. Ondanks dat de ouders allemaal in het huis verblijven omdat ze een kind in het ziekenhuis hebben, worden er ook zeker lichtpuntjes gedeeld. “Natuurlijk moet ik even slikken als een ouder verdrietig komt vertellen dat er een kindje is overleden. Want je kind verliezen is het allerergste. Daar stap ik niet zomaar even overheen. Maar we hebben gelukkig ook ouders die terugkomen om te laten zien hoe goed het nu met hun kind gaat. Of ouders die blij foto’s van hun baby laten zien. Ook al is het maar een piepklein kindje. Dat is toch enig? Dan leef je met ze mee en als ik een week later terugkom dan vraag ik hoe het nu met het kind is.”

Altijd zorg gevonden

Toen ik begon als gastvrouw had ik er nooit bij stilgestaan dat je zoveel contact zou hebben met de ouders”, vervolgt Diana. “Ik dacht: ik kom om het huis netjes te maken, terwijl de ouders de hele dag in het ziekenhuis zijn. De moeder van de school van mijn kleinzoon had ook niet gezegd dat je de ouders zou ontmoeten. Die had vooral verteld dat ze schoonmaakte. Maar de eerste ochtend was mij meteen duidelijk dat je de ouders ook ziet. Je komt ze zelfs heel vaak tegen. Bijvoorbeeld als ze de was doen.”

“Ik heb altijd zorg op mij genomen en gevonden”, concludeert Diana aan het einde van ons gesprek. Het plezier van andere mensen helpen zit vooral in het feit dat andere mensen zich geholpen voelen en daar blij van worden. “Dat ze toch denken en voelen: we zijn niet alleen. Er komt altijd wel ergens hulp.”