Column: meester

Column: meester

Vroeger, toen je nog echte meesters en juffen had die wel wisten hoe ze kennis in jouw hoofd moesten krijgen, had ik het geluk dat ik twee jaar meester Visser had. In klas 4 en klas 5 van de Grote School.

Die school lag tegenover mijn ouderlijk huis, zodat ik, zelfs als de bel al ging, toch nog op tijd op school was. Maar bij meester Visser was ik al ruimschoots op tijd op het schoolplein, want ik wilde geen minuut van zijn lessen missen.

Zijn grootste talent was het vertellen van verhalen

Meester Visser was heel muzikaal. Wie goed zijn best deed met muziek ontdekte op zijn of haar rapport nog wel eens een meevallend zesje voor een vak waar je minder goed in was. Maar zijn grootste talent was het vertellen van verhalen. Je zat op het puntje van je stoel, je zag het gewoon voor je ogen gebeuren en voor iedere persoon had hij een eigen stemmetje.

Mijn grootste teleurstelling was toen het hem net niet lukte om een boek uit te lezen voor we naar de zesde klas gingen. De meester van klas zes had sowieso geen talent voor vertellen, maar hij las het laatste hoofdstuk van het boek van meester Visser voor op monotone toon. Iedere persoon in het boek had dezelfde saaie stem als de meester. Ik heb geen idee meer welk verhaal het was. Iets met psychisch verdringen, denk ik.

De meester beschikte ook over een kast vol ezelsbruggetjes. Er zijn dingen die ik hem nu nog hoor zeggen als ik even twijfel. Dat niet alleen ik hem op een voetstuk had staan maar de hele klas, bleek wel uit het cadeau wat we met elkaar wisten te regelen. Niet een zakje pijptabak van zijn favoriete merk, maar een compleet gedicht dat we voor hem opnamen op de bandrecorder van mijn ouders. Tijdens een reünie, 25 jaar later, was hij nog steeds ontroerd toen hij het erover had.

In zijn ogen was het gymlokaal een mijnenveld vol gevaren

Dus een aardige meester, een briljant verteller, een geweldige pedagoog met oog voor ieder kind van zijn klas met dertig kinderen. Maar op één vlak was hij hopeloos: hij was een ramp tijdens gymnastiek. In zijn ogen was het gymlokaal een mijnenveld vol gevaren.

We deden dus de sufste spelletjes, gooiden met de zachtste ballen, kregen zelfs dansles, als we maar niet op die grote gevaarlijke toestellen hoefden. En zoals je altijd zult zien met voorzichtige mensen: juist dan gaat het fout. Ik heb nog even teruggekeken voor deze column naar mijn oude klassenfoto die toevallig op een dag gemaakt werd dat er niemand in het verband of gips zat.

Ook daarom was ik blij met meester Visser. De jongen die altijd een onvoldoende had voor gym omdat hij niet hoger dan twintig centimeter in het touw durfde klimmen, de kast niet op kon springen om over de bok maar te zwijgen; en bij voetbal nog meer in de weg stond dan de gemiddelde doelpaal, hoefde twee jaar lang niet te wanhopen zodra de gymles begon.

En kwam toch met een zes voor gym op zijn rapport naar huis. Omdat hij zo prachtig kon zingen…