Column: theezakje

Column: theezakje

Ik ben niet zo van de winter. O zeker, ik kan enorm genieten van sneeuw, wanneer ik met een boek in mijn hand bij de kachel een blik naar buiten werp. Ik wil ook best een winterwandeling maken, mits er op het eindpunt snert of chocolademelk staat te wachten. Maar bij mij geen Elfstedenkoorts zodra het ’s nachts een graadje dreigt te gaan vriezen. En dat komt, ik geef het maar eerlijk toe: ik ben een kluns op het ijs.

Ik heb een aantal jaren geprobeerd om te leren schaatsen. Eerst op de befaamde Friese doorlopers. U weet wel, van die houten plankjes met veters die snel losschieten, vervolgens gelijk bevriezen zodat je er geen knoop meer in kunt leggen en die verantwoordelijk zijn voor menig gezwikte enkel.

Vervolgens kreeg ik een paar Noren en zowaar: ik kon erop staan! Bewegen niet, want zodra ik dat deed ging ik gelijk onderuit. Nadat ik daarbij een omstander bijna een oog had uitgestoken met het lange ijzer, leek het iedereen verstandiger als ik over zou stappen op ijshockeyschaatsen. Maar ook daar staat mijn record op elf slagen zonder om te vallen…

Nu dronk ik van de week een kopje thee. En wat stond er op het labeltje: ‘Aan welke Olympische sport zou je willen meedoen?’ Met enige weemoed dacht ik aan de Winterspelen, die kon ik natuurlijk gelijk al afschrijven.

Tot ik mij ineens realiseerde dat er een sport is waar ik alle bekwaamheden voor in huis heb. Ik kan namelijk op mijn gladde pantoffels heel goed glijden op zeil en laminaat. Ik veeg ook als geen ander het blad weg in de tuin. Ik sla trouwens ook geen gek figuur tijdens het strijken, al zeg ik het zelf.

Mijn omgeving kijkt mij altijd wat meewarig aan, als ik zit te kijken naar mijn favoriete sport. Zelfs de
kunstcriticus van de familie haalt haar schouders op wanneer ik vertel dat deze sport al te zien is op
het schilderij ‘Jagers in de sneeuw’ van Pieter Brueghel uit 1565.

Ondanks mijn verweer dat het nu toch maar mooi een Olympische sport is en er al sinds 1957 wereldkampioenschappen voor worden gehouden, vinden zij het helemaal geen sport. Of net zoiets als petanque: een sport voor bejaarden.

Ik laat ze maar praten. Dankzij dat theezakje waande ik mij even de skip op de sheet. Schreeuwde ik
de stone naar de dolly. Om na 10 ends met mijn team het erepodium te beklimmen en ontroerd
zachtjes mee te zingen met het Wilhelmus, terwijl ik denk: ‘Wat is curling toch een prachtige sport!’